1. Een psalm van David, voor de koorleider. HEERE, U doorgrondt en kent mij.
2. Ú kent mijn zitten en mijn opstaan, U begrijpt van verre mijn gedachten.
3. U onderzoekt mijn gaan en mijn liggen, U bent met al mijn wegen vertrouwd.
13. Want Ú hebt mijn nieren geschapen, mij in de schoot van mijn moeder geweven.
14. Ik loof U omdat ik ontzagwekkend wonderlijk gemaakt ben; wonderlijk zijn Uw werken, mijn ziel weet dat zeer goed.
15. Mijn beenderen waren voor U niet verborgen, toen ik in het verborgene gemaakt ben en geborduurd werd in de laagste plaatsen van de aarde.
16. Uw ogen hebben mijn ongevormd begin gezien, en zij alle werden in Uw boek beschreven, de dagen dat zij gevormd werden, toen er nog niet één van hen bestond.