Job 39

3. Wie bereidt voor de raaf zijn voedselals zijn jongen om hulp roepen tot God, als zij ronddwalen omdat er geen eten is?
 
34. En de HEERE antwoordde Job en zei:
35. Zal hij die een rechtszaak voert met de Almachtige, Hem onderwijzen? Laat hij die God ter verantwoording roept, daarop antwoorden.
 
36. Toen antwoordde Job de HEERE en zei: 
37. Zie, ik ben te gering; wat zou ik U antwoorden? Ik leg mijn hand op mijn mond.
38. Eén keer heb ik gesproken, maar ik zal niet antwoorden; twee keer, maar ik zal niet verdergaan.
Tags:
© 2023 Designed en sponsored with by SVO PRoject